Hoe ziet de "homo informaticus" er uit?
Kan probleemoplossend denken
Een informaticus kan de verworven kennis en vaardigheden toepassen om softwarematige oplossingen te vinden of te bedenken voor complexe en computationeel uitdagende problemen, en niet enkel om programmacode te schrijven en bits te verplaatsen. Deze manier van probleemoplossend denken stelt hem in staat om systemen te ontwerpen en te verbeteren op basis van een kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling van hun functionaliteit, gebruiksvriendelijkheid en performantie. Hij realiseert zich dat er meerdere oplossingen bestaan voor een gegeven probleem en dat kiezen tussen verschillende alternatieven niet louter een technische aangelegenheid is, omdat deze oplossingen ook een echte impact hebben op het leven en handelen van mensen. Hij kan met anderen argumenteren over een oplossing die hij heeft aangebracht voor een gegeven probleem, inclusief waarom en hoe de oplossing het gestelde probleem oplost en welke veronderstellingen daarbij gemaakt werden.
Heeft projectervaring
Om te garanderen dat hij zijn opgedane kennis en vaardigheden ook in de praktijk kan brengen, moet een informaticus ervaring hebben met projectmatig werken door effectief betrokken te worden in meerdere substantiële projecten met verschillende grootte en samenstelling van teams, op uiteenlopende platformen en met een variatie aan toepassingsdomeinen. In de meeste gevallen bestaat deze ervaring uit software-ontwikkelingsprojecten, maar andere soorten projecten behoren ook tot de mogelijkheden. Door zijn ervaring met dergelijke projecten is hij in staat om vakoverschrijdend te werk te gaan, kan hij alternatieve oplossingsstrategieën ten opzichte van elkaar afwegen, en kan hij werken op een schaal die deze van typische vakgebonden projecten overstijgt. Door deze projectervaring krijgt hij ook voldoende mogelijkheden om te werken aan zijn interpersoonlijke communicatievaardigheden.
Beheerst de technische aspecten van de informatica
Een informaticus moet kennis hebben van en vaardigheden beheersen uit de verschillende kennisdomeinen van de informatica: algoritmen en complexiteit, computerarchitectuur en computerorganisatie, computationele wetenschappen, discrete structuren, computergrafiek en datavisualisatie, interactie tussen mens en machine, informatiebeveiliging, informatiebeheer, intelligente systemen, netwerken en communicatie, besturingssystemen, platformspecifieke softwareontwikkeling, parallel en gedistribueerd rekenen, programmeertalen, grondslagen van softwareontwikkeling, software engineering, computersystemen, maatschappelijke aspecten en professionalisme.
Legt een hoge mate van professionele verantwoordelijkheid aan de dag
Een informaticus moet zich bewust zijn van de sociale, legale, ethische en culturele aspecten die onlosmakelijk met informatica verbonden zijn. Hij onderkent dat sociale, legale, ethische en maatschappelijke normen en waarden internationaal gezien sterk kunnen verschillen. Hij is goed geïnformeerd over het samenspel van ethische kwesties, technische problemen en esthetische regels die een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van computersystemen. Hij kent de individuele en collectieve verantwoordelijkheden van een informaticus en staat stil bij de mogelijke gevolgen van fouten. Hij kent zijn eigen beperkingen alsook de beperkingen van de hulpmiddelen waarmee gewerkt wordt.
Apprecieert de wisselwerking tussen theorie en praktijk
Een fundamenteel onderdeel van de informatica is begrijpen dat de wisselwerking tussen theorie en praktijk een fundamenteel aspect vormt van de informatica, dat er essentiële links bestaan tussen de twee en dat ze elkaar sterk beïnvloeden. Een informaticus moet begrijpen hoe theorie en praktijk elkaar beïnvloeden.
Is vertrouwd met terugkerende thema’s en algemene principes
Een informaticus begrijpt een aantal terugkerende thema’s zoals abstractie, complexiteit en technologische evolutie, en een reeks algemene principes zoals het delen van hulpmiddelen, beveiliging en parallellisme. Hij herkent dat deze thema’s en principes breed toepasbaar zijn in de informatica en niet enkel relevant zijn voor de domeinen waarin ze werden aangebracht.
Bekijkt systemen vanuit verschillende perspectieven
Een informaticus kan en durft tegelijkertijd denken op meerdere niveaus van detail en abstractie. Deze multiperspectivistische benadering overstijgt de implementatiedetails van de verschillende onderdelen, waardoor hij zich een holistisch beeld kan vormen van de structuur van softwarematige systemen en waardering kan opbrengen voor de processen die spelen bij hun constructie en analyse. Hij moet zicht hebben op de context waarbinnen computersystemen moet kunnen functioneren, inclusief hun interacties met mensen en de fysieke wereld.
Beschikt over de nodige communicatieve en organisatorische vaardigheden
Een informaticus moet doeltreffende presentaties kunnen geven voor een variërend doelpubliek over technische en computationele problemen en hun oplossingen. Dit omvat mondelinge, geschreven en elektronische communicatievormen. Hij moet voorbereid zijn om op een efficiënte manier te kunnen werken als lid van een team en in staat zijn om het eigen functioneren en dat van anderen binnen het team te beheren, waaronder het beheren van tijd, prioriteiten en voortgang.
Is zich bewust van de brede toepasbaarheid van informatica
Computerplatformen variëren van ingebedde microsensoren tot supercomputers en gedistribueerde clouds. Computertoepassingen hebben een impact op zo ongeveer elk aspect van het moderne leven. Een informaticus moet daarom creatief kunnen omspringen met het brede scala aan mogelijkheden die de informatica met zich meebrengt. Een informaticus moet beschikken over het nodige theoretisch inzicht, het abstraherend vermogen en de creativiteit om de grenzen van de informatica zoals we die vandaag kennen op te zoeken en te onderkennen, om van daaruit de informatica van morgen mee te helpen uittekenen en ontwikkelen.
Apprecieert specifieke kennis uit andere domeinen
Een informaticus moet begrijpen dat het domein van de informatica interageert met heel wat andere (wetenschappelijke) domeinen. Oplossingen voor veel problemen vereisen immers zowel computationele vaardigheden als diepgaande domeinkennis. Een informaticus moet daarom zijn hele loopbaan lang in staat zijn om te communiceren met en te leren van experten uit verschillende domeinen.
Is bereid om levenslang te leren
Een informaticus realiseert zich dat informatica een zeer snel evoluerende technische en wetenschappelijke discipline is, waarbij kennis en beheersing van de grondslagen van de informatica een belangrijke basis vormen die moeten toelaten en aanmoedigen om te blijven werken aan het verwerven van kennis en vaardigheden wanneer het domein evolueert. Specifieke programmeertalen en technologieplatformen veranderen doorheen de tijd. Daarom is hij zich bewust van het belang en de noodzaak van levenslang leren, en is hij bereid om in zichzelf te blijven investeren om nieuwe kennis te verwerven en nieuwe vaardigheden aan te leren doorheen zijn verdere loopbaan. Om zelfstandig te kunnen bijleren, moet een informaticus doorheen zijn studieloopbaan in aanraking gekomen zijn met meerdere programmeertalen, tools, paradigma’s en technologieën, evenals de fundamentele principes die hieraan ten grondslag liggen. Op basis daarvan kan hij de verdere ontwikkeling en voortgang van zijn eigen professionele loopbaan zelf in handen nemen door deel te nemen aan activiteiten rond certificering, management training of het verwerven van domeinspecifieke kennis.